Geluk
Geluk dat kun je breken.
Geluk dat kun je maken.
Je kunt erachter lopen.
Je kunt eraan verzaken.
Geluk is niet te koop.
Geluk is niet te huur.
Zonder wat te hebben,
smaakt het leven zuur.
Geluk zit in je hart.
Geluk zit in je hoofd.
Je kan er enkel bij,
als je erin gelooft.
Geluk is niet ver weg.
Geluk is zo dichtbij.
Het ligt zo ergens tussen
'die andere' en 'mij'.
Geluk zit in een lach.
Geluk zit in een traan.
Als ik het niet vind,
lijkt het met mij gedaan.
Geluk is overal.
Geluk dat moet je zoeken;
in de ogen van een kind
en niet in dikke boeken.