Het was een raar igevoel.
Opeens rillingen over heel het lijf.
Kriebels in mijn buik
Ik was blind en dacht dat ik ziek werd.
Het was een rotdag op school.
Saai en traag, maar het was woensdag.
Als ik thuis was zou ik haar weer zien.
Ik kwam thuis meer er was niets.
Daarop volgde 4 uur pure verveling.
Opeens was ze daar. Vrolijk als altijd.
Opgewekt als een vogel in de vroege ochtend.
Ze begon rustig te vertellen en opeens gaf ze me een gedicht.
Ik was blind en was niet geinterreseerd.
Ze vroeg me om zelf ook 1 te schrijven.
Met veel gesputter schreef ik een gedicht.
Ze vroeg me om hulp om haar liefde te uiten tegen iemand.
Ik was blind en gaf ze hulp.
Ze bleef me subtiele hints geven.
Maar ik was blind en zag ze niet.
Ze schreef me een liefdesgedicht.
Mooi als een heldere zomernacht.
Maar ik was blind en wou de schoonheid niet zien.
Ze vroeg me nog een gedicht te schrijven.
Een liedesgedicht.
Ik was blind en deed het.
Ze las mijn gedicht en vroeg me over wie het ging.
Ik was blind en loog over het antwoord.
Ze ging juist vertrekken maar ze vroeg me nog 1 ding.
"Vind je me knap?"
Toen schoot het me te binnen.
Al die gedichten waren voor mij bedoelt.
Ik deed er heel onverschillig over.
Bang om uit te drukken wat ik voelde.
Dus zet ik alles maar in dit gedicht.
Als ze dit leest ben ik niet meer blind en kan ik terug zien.