Vuur en vlam,
dat is wat ik voelde toen ik je tegen kwam.
Het vuur werd steeds heter,
want toen kende ik je beter.
Ook koelde het vuur wel eens wat af,
maar dat kwam omdat je me geen aandacht gaf.
Zodra ik je weer tegen kwam,
ontstond er een nieuwe vlam.
Het was een vlam die me vertelde dat ik je mocht,
de vlam moest wel weten wat ik in je zocht.
Nu zijn het vuur en de vlam geblust,
er ontstaat een enorme stilte en rust.
Een rust waarbij een traan over mijn wang gaat,
en de stilte die me niet verlaat.