De gouden sleutel.
Ik ben met mezelf in gesprek.
Lange verhalen over morgen.
Maar dan ben ik weg, lamp al uit gedaan.
Donkere stille woorden spreken van morgen.
De stalen tralies van mijn ribbenkast.
Woorden gevangen in mijn hart.
Het slot naar mijn hart is verroest.
Ben aan het tobben over ontsnappen.
Als ik thuis kom lacht de rust me tegemoet.
Ik vlieg door de tralies naar buiten.
Wees gerust, morgen gaat de wekker.
Alles gaat door en door en door.
We draaien door, kijken niet naar elkaar.
Die gouden sleutel in mijn hand.
Hij komt er toch wel bovenop, hij haalt het wel.
De sleutel verruilt voor het mes
Eerst ben je twee vrienden in gesprek.
Maar na vannacht zijn we geen vrienden meer.
Ik ga, alleen, vannacht.
Het touw hangt al, hak de knoop door.
Met een vlijmscherp mes in mijn kontzak.
Mijn laatste gesprek met de wereld.
Het potlood raakt het papier.
Ik ben ontsnapt van mezelf, tot ziens.
Groeten Paul