De lente doet de vogels komen,
Nesten worden gebouwd en eieren worden gelegd.
Sommige vogels komen terug van ver,
Anderen trachten hun geluk elders te vinden.
Zoveel plekken gezien,
zoveel plekken geweest.
Zoekend naar die ene plek van geluk,
Hoop en een vurig verlangen,
Het enige wat de vogels beweegt.
Jonge vogels spreiden hun vleugels,
Verkennen de wereld om hun heen.
Vluchtige pogingen om het geluk te vinden,
Niet wetend, waar nu te gaan,
Niet wetend, wat zij gaan doen.
Sommigen van hen terug voor het laatst,
Anderen het geluk voor het eerst.
Een geweldig gevoel waar ze ook zijn,
Pijn en verdriet is wat de vogels niet kennen,
Anders zal de plek van geluk hen vertroosten.
Alles zo vertrouwd als het doet voelen,
Het geluk gevonden,
Weggaan willen zij niet meer.
Jaargetijden veranderen..,
Geforceerd om het geluk te verlaten.
Zo graag hadden zij gebleven,
Ze moeten, hun geluk mag hier niet meer.
Zoveel in die tijd opgebouwd,
Teveel om achter te laten.
Niet willend, maar geen andere keus hebben,
Weg moeten ze, voor een ander leven.
Vliegen naar het zuiden,
Om vervolgens een nieuwe plek van geluk te vinden.
Terug is wat ze zo graag willen,
Dat kan nu niet meer…