O liefste der liefsten,
Lichte brand woekert in mijn ogen. Zacht geween blust het vuur dat stilletjes heeft gebrand na mijn vertrek. Een onmeetbaar gevoel van liefde die ik nu hopeloos probeer te meten met gemis. Maar zonder schaal, zonder referentie, zonder theorie, zonder enige vorm van relevante werkervaring, meet ik een onmogelijke lengte. Ik mis u oneindig en hebt u dus, zodoende, oneindig veel lief.
Het immer vervloekte cliché en het evenzo gehate sentiment maken van mij eerder een snelspellende tranendwaas dan een droge, gepassioneerde minnaar. Het zijn immers enkel deze verfoeide, doch zeer afgemeten, taalgebruiken die ik nu zo graag aan u schrijven wil; In de zon zie ik uw gezicht, in het blauw uw rimpelloze huid, en in het zand verwaaien de kleine sporen van onze laatste wandeling. O al wat ik zie is verbonden met u, de wind uw adem, de stilte uw blik, de sterren uw sproeten, en de kwakende eenden en de zingende branding uw muzikale hartslag.
O eenvoudige teksten uit de jaren voorheen, gegoten in gezwijmel en reddeloze noten, u maken mij tot tranen, want uw woorden die door de eentonige belevenis van het gemis aan herhaling onderhevig zijn,
zij begrijpen mij.
O liefste der liefsten, ik kan u missen maar niet graag, ik kan u liefhebben en strelen veel beter, veel liever en veel meer dan graag. Maar ik kan het niet, ik kan het niet, tenminste niet, vandaag. O ik kan om u huilen maar niet graag, Ik kan tranen laten vallen en vloeien, veel meer, veel zouter en veel meer dan u vandaag. Toch, mijn ogen branden en bij elke tekst die ik hoor en waar geliefden elkander missen springt het vocht naar voren. Want ik heb u lief, ik mis u en heb u lief..
Wanneer ogen zich sluiten en eenzame nachten
zich als vruchtbare velden ontvouwen
wanneer nachten zijn zoals zij zijn, nu, voor mij
wil ik u daar
wil ik u daar zien wandelen langs de molens
langs de boezem en langs de volgevreten koeien
langs de oude wieken die draaien
speels op mijn adem
ik wil u daar zien liggen in het gras
langzaam wegdromend
denkend
alsof ik daar weer even was
Ik wil u zien
Ik wil u zien
Ik wil u zien
daar liggend in het gras
Mijn lief, tot gauw
F.
(Een liefdesbrief, nu wij weer zijn gescheiden door zeeen en verlangens)