ik kijk in de spiegel
ik ben helemaal naakt
ik zie dat mijn dijbeen de ander flink raakt
mijn schouders hangen teveel naar voren
het haar op mijn been is weggeschoren
ik kijk in de spiegel
ik ben helemaal bloot
geheel gezien zijn mijn billen te groot
mijn borsten te klein
en blijven maar zeggen dat ik tevreden moet zijn
ik zie mezelf staan
naamloos ben ik gekomen
naamloos ben ik gegaan
het is mijn lot om als een boterbloem
zomaar in een wei te gaan staan
om zonder op te vallen zomaar te vergaan
mijn domme bestaan
alles was anders
peilloos zijn de dieptes
waarin ik me bevind
vergeten kind
verbonden met jou die
die niet meer bestaat
slechts een herinnering
maar in de wind gevangen staat hij daar en zwaait verwaait
soms houd ik van je en soms is er koele woede en haat
ik wil mij laten vangen
laveloos in zijn takken hangen
kom hier wild maar toch lief dier
ik wil mee in die nacht waar jij op mij wacht
ik noem je naam, noem jij mij naam?
en kijk je door een raam, bij nacht misschien?
ik wil je zien
verbindingen
ik draag je naam als iets van samen voor wat ik mis
is dat te zwak?
er blijven tranen in mijn ogen banen
de wereld bestaat uit scherfjes; bij elkaar gehouden door draden
verwarrend gekoppeld, gedragen door nooit
vergeten woorden
dag leven, lief