Stinkend in de ochtend,
schijnt de zon op ieders ogen,
geloken in het bed,
terwijl korsten zich gaan sluiten
om het wroeten van de avond,
dat het denken
van de waanzinnigheid redt.
Terwijl de vogels in de buiten
vechtend zingen om hun nest,
en de koeien verder loeien,
tijdens ’t sproeien van hun mest.
In vele wegen reeds vergeten
bij het zicht op arm en lijf,
van de rode, witte striemen,
een teken van verzet,
dat in de ochtend van de dag,
verder leven belet.