Mijn gedachten zijn ontvoerd,
Door een diep en duister wicht,
Kan ik niet naar voren kijken,
Zij ontneemt gewoon mijn zicht,
De onmacht knaagt aan mij,
En zij staat maar in mijn licht.
Niet meer lachen, niet meer schijnen,
Mijn gevoel belet het mij,
Sta ik weer met lege handen,
En jaloezie hier aan mijn zij.
Zij achtervolgt mij in mijn dromen,
Wrijft het zout goed in mijn wonden,
Totdat ik mijn hart terugkrijg,
Blijft zij stug met mij verbonden.
Maar de ketenen zullen breken,
Als mijn hart weer is geheeld,
Dit hoofdstuk eindelijk afgesloten,
De bladzij zelfs al wat vergeelt,
Zal mijn hoofd dan ooit vergeten,
Het lief en leed met jou gedeeld.