Ik heb je de gastvrijheid aangeboden
Je te eten en te drinken gegeven
Een warm bed waar je heel rustig slapen kon
Maar je bent sluipend, ondankbaar wegslopen
Als een weerwolf die lust had iets te doden
Plots door duisternis en maanlicht gedreven
Om dan te ontwaken bij die ochtendzon
Met angst en alom pijn al in die knoken
Jij die wilt liggen al onder de zoden
Omdat je bang bent, tussen ons te leven
Op die groene zijde, het mooie gazon
Is dat de reden om weg te lopen
Hoe verwarrend, duister, zijn jouw synoden
Waar de haat, en niet de vriendschap blijft kleven
Alsof Satan, de duivel jouw ziel reeds won
En jij het ons nu wilt laten bekopen