Als ik in de spiegel kijk,
Zie ik mezelf niet,
Ik zie iemand,
Die niemand is.
Als ik in het water kijk,
Zie ik een weerspiegeling,
Van een soort wezen,
Dat ik niet ben.
Ik kijk naar een foto van mij,
Maar zie mezelf niet staan,
Het doet pijn,
Ik wil weten wie ik ben.
Mijn masker breekt in duizend stukken,
Als ik jou zie,
Want jij alleen kan door mijn masker heen kijken,
Daarom ben ik ook verliefd op je…
Krassen op mijn lichaam,
Van scherven,
Die geen geluk brengen,
Alleen pijn geven.
Nogmaals neem ik de confrontatie aan,
Met de spiegel,
Die mezelf toont,
Zoals ik ben.
Ik ben niet blij met mezelf,
Maar zal het moeten aanvaarden,
Dat ik ben zoals ik ben,
Dat ik moet mezelf vertrouwen.
Maar niemand zal mij ooit mijn masker afnemen,
Je kunt er wel doorheen kijken,
Maar afnemen zul je het niet,
Daarvoor ben ik te onzeker.
Een glimlach op mijn gezicht,
Als ik in jou ogen kijk,
Hoe ik zie dat je doorheen mijn masker kijkt,
En dat het je nog bevalt ook…