Ik plakte duizend leugens over mijn verschijning,
en zoette mijn lippen geduldig met honing,
-dat scheen de bittere waarheid te verzachten–
(probeer niet in mijn ogen te staren,
die lenzen zijn beschreven met verhalen,
maar niet de mijne, nee die helaas niet)
en de grond kuste mijn voeten niet,
nee zij rilde slechts onder mijn aanraking,
alsof ik helpen kon dat zij de waarheid proeft
maar menselijk falen zou mij niet meer overkomen,
ik zou niet meer betrapt worden op verdriet of anders,
nee, alleen die liefdesorb moest mij opnieuw verraden
-zijn antwoord deed mij trouwens slechts bitter lachen,
want dit soort ‘waarheden’ slik ik allang niet meer,
daar vond ik mijzelf al te vaak verraden voor-