Wolken trekken langzaam voorbij,
en de zon schijnt in mijn gezicht.
Terwijl ik hier naar buiten staar,
en nadenk over de volgende regel van dit gedicht.
De zomer komt,
de winter is weer voorbij.
En opeens besef ik,
al meer dan vijf jaar geleden dat jij ons gedag zei.
Je kon het leven niet meer aan,
alle problemen sloegen je in het gezicht.
En in een laatste poging om rust te vinden,
zei jij vaarwel tegen het daglicht.
Straks is de zomer weer voorbij,
en komt de winter er weer aan.
Maar er is iets dat ik geleerd heb,
dat ondanks alles het leven door zal gaan.