Gezicht in de zon,
uitkijkend over een bron,
omsluierd door gewelven
van steen
grijnst hij om zich geen.
Zijn ogen nors
Zijn neus glimt
Zijn wangen fors
Zijn mond wijd open
alsof hij alles,
in zijn geheugen print.
Hij aarzelt niet
en braakt liters water,
terwijl iedereen het ziet
spuit hij onverminderd voort,
de sater.