Mijn moedertaal is afgeleefd
Lijk ener uitgedroogde stroom
Een gezicht vol rimpels gekleefd
Als een locomotief zonder stoom
Zijn naamvallen die stierven uit
Over de grenzen zo verlegd
Denkend wij maken een woord buit
Hielden wij het goede voor slecht
De spelling kwam voor ons vreemd aan
Want eens slecht, werd opeens weer goed
Konden wij elkaar wel verstaan
Of speelden wij voor eb en vloed
Nu val ik nu getekend neer
En afgeleefd laat ik een zucht
Ik vind mijn taalgevoel niet meer
Was mijn schrijven dan zo een klucht