Een engel,
een mens,
een mens die vliegt,
tussen de wolken
en hier.
een engel die zijn vleugels
bescheiden uitslaat,
en langzaam naar de plek loopt
vanaf waar hij kan vliegen,
hij kijkt terug naar het pad dat hij gelopen heeft,
vol kuilen en gaten,
en heuvels en hobbels,
een pad,
met rozenblaadjes bezaait,
voor de liefde
van haar gegeven,
aan hem,
maar hij,
hij kan haar niet meer zien,
alleen voelen,
aan het lichaam,
zijn vleugels,
die zij,
langzaam omhoog tilt,
o zo breekbaar,
zo jong,
en zo mooi,
is hij,
en zij,
zij samen,
hun liefde,
ze verstaan elkaar,
maar ze kunnen niet horen,
want het licht is te fel,
slechts haar achtergebleven liefde,
haarzelf,
haar hart,
in zijn handen,
zo kostbaar en zo dichtbij,
haar hart in zijn handen,
dichtbij dat van hem,
ze zijn nog altijd bij elkaar,
in het hart,
gedachten,
en het gevoel,
dat laat blijken,
ze bij elkaar zijn,
alleen niet zichtbaar,
naast elkaar,
hun ogen open,
en gesloten,
gesloten geest,
in hun,
bij hun,
ze zijn bij elkaar,
op elke manier,
alleen ze zien niet,
voelen slechts de vleugels,
van elkaar,
de vleugels van dons,
beschermt met het licht,
dat uitstraalt,
ze lopen naast elkaar,
ogen op hun handen gericht,
ze voelen hun handen in elkaar,
hand in hand,
naast elkaar,
verblind,
door hun liefde,
ze lopen over de wolken,
de rozen verlaten ze,
ze laten hen achter,
slechts nog elkaar,
de vingertoppen
strelen de gedachten,
zijn hoofd,
gezicht tegen gezicht,
lichaam tegen lichaam,
hand tegen hand,
met daar tussen de lucht,
de liefde,
die straalt,
ze voelen,
elkaar,
zo mooi,
o zo mooi,
samen,
zulke schoonheid,
tussen het fluwelen van de wolken,
en nieuwe bloemen groeien,
uit hun liefde,
zacht,
fluistert ze hem,
een bloem,
en ze verdwijnt als eerste in het licht,
met hem,
achter haar aan,
iets langzamer,
in gedachten,
schenkt ze hem,
haar hart,
die hij al had,
In zijn handen,
het;
ver-geet-mij-niet-je!