Door het gebruiken van het alles
en het zijn van het niets,
is zij slechts een stip,
een kleine herinnering
in een mensengeheugen.
En als zij dan zo eens
een keer het leven neemt,
van een ander.
Zo zelden en normaal.
Dan verneemt zij dat het
anders kan.
Door het verliezen van
haar gedachten.
En het knisperen van
de zaden die uiteenspatten.
Onder haar voeten.
Doet het haar denken
aan het eensgezinde
en het banale van voordien.
Dat ze zat de genieten
van het leven in de zon.
En dan lijkt ze zo gewoon normaal.
Wat niets als waarheid is.
Ze liegt en met het toppunt
het fluiten van een
albekend deuntje.