Ik lig op de bank en ga niet naar bed,
Ik lig chips te vreten en word moddervet.
Nog even wat worstjes of toastjes met ei,
En dan nog een kilo zak chips erbij.
Ik blijf gewoon liggen, mijn geest wordt traag,
Het enige wat ik me nog wel eens af vraag,
Tijdens het verorberen van worstenbroodjes,
Is of de kast nog uitpuilt met chips en nootjes.
Ik besef nog niet eens, wat ik daar doe,
Denk alleen aan eten en ben nog niet moe.
Ik wordt alsmaar vetter, steeds slomer en dom,
De vraag is waarom ik niet van de bank af kom.
Tot op een dag de buurman ging gluren,
Hij wilde het mijne weten van die rare buren.
Hij ging vlug naar binnen, rook onraad en eten,
Nu wilde die man toch echt álles weten.
Hij liep op een drafje, volgde de stank,
Tot hij zich rotschrok, hij was bij de bank.
Voor hij plots flauwviel, zag hij een rat,
Die met genoegen een dood lichaam opvrat.