Melancholie van jeugd (1)
Een handvol rood gepande daken
en uit de schoorstenen wat ijle rook
hoog boven in de zonnige lucht
een koppel duiven; ’t is vroege middag
in weilandsloten eenden kwaken
over het ven een lichte nevelspook
ik vind mezelf liggend in ’t gras
doezelig, geeuwend en een diepe zucht
De sprietjes kriebelen plagend neus en keel
van buurmans hof hoor ik kakelend getok
het driftige gescharrel van zijn hennen
en ’k ruik de geur van verse koffie;
de dagen zijn nu lekker lang en veel
en vrij, ik kerf ze dagelijks in een stok
net als de scheurblaadjes op mijn wc
wil ‘k mijn vakantietijd nog kennen
Acht jaar ben ik en reeds voel ik bijzonder
dwaal over heide door de beemden en ’t moeras
spreek met de dieren dans met alle bomen
mijn voeten bloot en hard van eelt de onderzool
leef ik mijn jeugd als niet te missen wonder
tel ’s avonds alle sterren door mijn vensterglas
en praat met Haar, de bron van alle liefde
in Haar mag ‘k elke nacht veilig en vredig wonen.
**********
sunset 17-06-2006
**********