Ik ben op weg naar de dageraad, het is al laat
En ik hoor hoe de klok zijn nieuwe uren slaat
De nacht voorbij, leg ik mijn hoofd opzij
En ik staar naar de kant, waarin jij in bed bent beland
Ik zie jouw ogen staren, mijn hart komt niet tot bedaren
Mooier dan de maan, de zon en de sterren die aan de hemel staan
Rusteloos, en toch ook weer vol kalmte kijk ik jouw aan
En ik zie in de weerspiegeling van jouw ogen, mijn ogen staan
Blikken gevangen tot een lus, monden openend tot een kus
Teder, samen, één, doezelend, niet meer alleen
En ogen vallen dicht, dromend van het gevonden licht
Op weg naar naar de dageraad, naar de zon in zicht