verdenk blindelings, de meester van volt
voordat morgen gisteren sliep
was het hamerklappen, onder andere passie
al lang besloten
smeet ik afwezig in unie van de kerosine massa
het branden van steenling door nog meer zwavel
leefde ik bungelend aan rustiek sisal
en schildde elke beringde vinger
sensueel als goudstiksel, mijn zure expressie
samengetrokken, zuiveldover de kramp
een monnikskapje op de vlam
religie branden en heupwiegend door de vlammen
de laatste voorspelling druipen, naar dodenloos
onder ons, witte zakdoek gebaren persend
wreed monstervenster, stalagtiet gebaar
en nooit te blijven tussen het vijlsel in het raamkozijn
en daar zonder jou poezelige handjes zwaaien
tot bloedens toe en au revoir