de storm is aan het kunsten
aanzicht verdwaalt het, alleen in anderen
duizelt maanstaren, slachtoffer
van zijn eigen mach,
en twinkelt in zijn element
-ze zijn zo schattig, als ze niet beseffen-
omdemond hen toch verbalen
en kind in zichzelf verloren
tot gevonden, tot sprookjesland en daar
lopen over kinderkopjes getooid in modderzijde
teencontact met witte tandjes
-wie houd er nog van prinsessenijdel-
zij bevolen de tekens op je vlakke hand
te veel ideeen opgezogen door
de insectide heuvels, pesticideliefde
want groente of echt leven
korst altijd al tegen de muren
de restjes die nu nog weigeren te staan
prominent wijzen ik ook, geen ook
zo ben ik vluchtig als... en willenloos
het naaldenfresco schuwen
met de vlakke hand een tikkeltje
vertroeteld in gemakzuchtige misleiding
harder dan ooit rennen/duwen
hoewel het toch al losjes lag
en jij van mij, toch?