Het kleintje zag haar opa huilen,
bekeek hem dan van kop tot teen,
ze zag noch bloed, noch zwelling
en begreep het niet meteen.
Heb je je gestoten, vroeg ze droef?
Ben je gevallen, of beet de hond?
Toen opa steeds maar nee knikte,
boog zij haar hoofdje naar de grond.
Wil je het mij niet zeggen opa?
Ben ik daarvoor nog te klein?
Maar hoe kan ik je troosten,
als je mij niet uitlegt over die pijn?
De opa nam de kleine vast,
drukte haar tegen het grote lijf.
Voel je mijn hartje kloppen?
Hierbinnen wordt het hartje stijf.
Opa's pijn zie je niet van buiten.
Diep van binnen zit het vast.
Omdat zijn idee en visie,
de anderen niet meer past.
Maar jij, mijn kleine meid,
denkt nog slechts aan wat je kan zien.
Later zal dat ook veranderen,
maar ook niet misschien.
Misschien blijf jij onvoorwaardelijk houden
van mij en van je oma.
Maar nu beschouw ik de mogelijkheid
nog als een hoopvol axioma.
Het kleintje stapte een pas opzij,
keek naar de grijze man.
"Alhoewel ik er niets van begrijp,
ga ik braaf zijn als ik kan.