(uitd. Cara)
Ooit als klein vogeltje leren vliegen
over bergen en door dalen.
Gevangen en vrijgelaten, meegenomen,
door de wind van boom naar boom.
Geproefd van het leven, geduikeld
in het zonnetje, geschuild voor regen.
Mijn laatste vlucht zal ik nooit vergeten;
de lucht was te blauw, het gras te groen.
De wind waaide harder dan normaal,
-te hard, ik raakte de grond, brak een vleugel.
Ik fladderde en fladderde -niet meer,
en voelde hoe de wind me streelde.
En me bedekte met stof totdat ik
niet meer zichtbaar was en de dag
vervormde in onheilspellend zwart.
De wind ging liggen, de aarde draaide niet.
Even stond alles stil, om vervolgens
weer verder te gaan zoals gewoonlijk.
Ik werd vergeten, opgegraven, tentoongesteld
op een stokje. Ze hadden mijn vleugel gelijmd.
21-07-06
Auteur: Jutta | ||
Gecontroleerd door: Anastacia | ||
Gepubliceerd op: 25 juli 2006 | ||
Thema's: |