Stil in een hoekje gedoken voel ik me klein en gebroken.
Met de stilte om me heen voel ik me somber en alleen.
Het is donker met slechts een enkel straaltje licht, want de raam staat op een kiertje na dicht.
Ik volg het licht van voor mijn voeten naar het raam ik zie in de verte de oude treurige bomen staan.
Gefascineerd door de vormen, gefascineerd door de kerven in het hout, voel ik me nog steeds verlamd en koud.
Ik draai me gezicht naar de spiegel en zie een droevig gezicht ik doe snel mn ogen dicht.
Dit is niet wie ik wil zijn, zo treurig zwak en klein. Zo wil ik me niet voelen zo verdrietig somber en gebroken, maar de nare dingen blijven maar in mn hoofd rondspoken.
Ik kijk weer naar het licht en begin aan mijn gedicht. Ik voel me nu vrij en verdoofd van alle zorgen. Mijn zorgen schrijf ik weg als of ik het zo aan de kant leg. Ze zijn nu uit mn hoofd en op papier geschreven, en voor eeuwig als de duivel uit mn hoofd verdreven.