Mijn ogen branden gaten in de uren,
van de nachten dat het niet meer telde
hoe wij herinneringen overleefden
of vanwaar wij kwamen
-telkens als je mijn naam fluistert,
kus ik hem doelloos van je lippen
want waarom kleur je woorden
als je ogen voor zichzelf spreken,
elk moment dat je naar me kijkt-
het verleden roert zich nog één keer rusteloos
alvorens ik mijn adem niet meer vergeef
aan het betreuren wat allang is geweest
en daarom dus nimmer meer zal zijn
dus de zinnen die ik zeggen zou,
of de gedichten die ik, gedachteloos,
neer zou schrijven over wat dan ook,
hebben hun betekenis vergeven
~aan de liefde die van je afstraalt
en als het goed is, -of dat verwacht ik
laat staan dat ik het hoop- ook van mij~
05.08.2006