Geen ster aan de hemel, te koud voor de tijd
slenter ik traag de straat uit, straat over
op het grindpad dat je al zo goed kent
zonder nadenken, gehuld in eenzaamheid.
De ketting te lang, of de grond te hoog,
haal ik de plank één slag over de buis
en zet me, wiegend zoals we beide deden
droom mijmerend van een tweede thuis.
Je slaapt nu, ik voel leegte op mijn borst
waar je moede hoofd zou moeten dromen
hoe lang ik hier zit heeft geen belang
ooit zullen we hier weer samen komen.