in de schaduw
van de uivormige toren van Sarlat,
stonden ze met z'n allen,
gekleed in 'n grauw kostuum,
getooid met zwarte hoed,
in een hoekje naast de kerk,
virtuoos te spelen
met viool, contrabas,
klarinet, cymbalon en Weltmeister,
alsof hun laatste uur
zoeven had geslagen,
de zon scheen ongenadig vol gloed
't zweet droop van hun voorhoofd
toen ze zongen vol moed,
van Boedapest tot Berlijn,
Albrecht en Isabella tot Himmler en Hoss,
ons volk uitroeien leek voor hen een must,
nergens vonden we vrede noch rust,
daarom deze serenade,
niet alleen de beulen,
hebben ons zonder genade
beschimpt, geslagen en vermoord,
maar vooral de eigen buren,
de bakker, beenhouwer,
ambachtsman, baas of boer,
Jan, Piet en Klaas
en allen van wie we ooit dachten
dat ze onze vrienden waren ...
rinkelende penningen
vielen in de bedelende open vioolkast
toen hun adem stokte voor een pauze,
een paar cd's en cassettes
gingen vlot van de hand
van de kleurrijke band,
't carillon klonk ineens akelig
door de middeleeuwse straten,
volzet door marktkraampjes,
confit de canard, foi gras en notentaarten,
de menigte drumde verder,
enkele bewonderaars
applaudiseerden enthousiast,
wetend,
hoe laat
het nu was ...
( opgedragen aan de zigeuners )