van cantharellen kan ik mateloos eten
mijn begeerte naar die paddestoel is verslindend
Je hebt wel meer van die dingen
alles wat duur is verdooft de geest
ik ken er die oesters uit manden eten
en kaviaar uit emmers lepelen
ik mag er niet aan denken
het kan veel erger
alle dagen een dozijn eendeneieren eten
en voor je t' weet
lig je kwakend aan gummislangen
hilarisch
overgeleverd aan de witschorten
het is de boslucht zeker die mij bedwelmt
zoals anderen, kinderachtig,levenslang kabouters tekenen
ben ik geketend aan de dooierzwam
ik heb mooi spreken
een verslaving laat geen plaats voor redeneren
ik bak ze bruin
elke dag
mijn hart
een rode vlam