een dom gedicht
"schrijver onbekend"
In de stilte van de ochtendschemering
fluistert men "wat een lul"
tegen een verdrongen man
die in een geluidsdichte kooi
schreeuwt op een zondagnamiddag
na een zaterdag die een doordeweekse dag
bleek te zijn, waarvan de weekenden hard labeur
vervlogen, belogen en spijtig genoeg niet verkracht
bleken te zijn
bitter als wijn
door een lezeres bezongen
die de weg wees naar de EO
van innerlijk geluk tot samenzijn
vind ik mijn geluk langs de weg
in een refrein
langs de Rein
verdronk ik in mijn eentje
langs het riet, springt een kikker uit noodzaak
daar een kikker niet lopen kan
is een pad sneller
op een weg zonder plaatsnamen
vliegt een havik verder
in de lucht, door de wolken
zijn helderheid spreekt boekdelen
flapperend in de wind, zijn vleugels
die klappen over zichzelf
de enige ooggetuige een scheel geval
dat ligt te herkauwen als een Spaanse koe in Tirol op het gras waar buffels hebben gescheten, staat winner met haar te dikke kont in haar oranje broekje Feyenoord te roepen alsof iemand het
wat kan schelen, kotst kotsmos op de aarde, waar het blinde schaap blaast op zijn koehoorn in zijn te groene tirolerbroekje omdat zijn duitse moeder
hem voorzag van een uitgepoepte Franse naam
Hij en zij poepten synchroon met elkander
omdat ze van eentonigheid hielden
(behoudt de vrede)