In de verte stralen lichtjes
de uren bij elkaar
Daar is een president
hetzelfde als een bedelaar
Ik zie vissen
dobberen op de lucht
een kartonnen paraplu, voor een
pluchen hamer op de vlucht
En ik ruik
honderden getallen, geordend
door elkaar; zoutzoetzuur
met een vleugje zwart cement
Zo komen we
bij een piepschuim rotsje aan
Daar, onder een schelp
vond ik een nieuwe naam
Vlug klimmend door de blauwe bomen
van het donkerrode bos
zette ik de reis weer voort
proevend van een notentros…
(wordt vervolgd)