De eerste keer dat ik je zag,
was je een schim voor mij,
maar toen kwam je lach,
en ik dacht: die is van mij.
Je lachte steeds meer,
en toen ik vaker keek,
deed mijn hoofd zelfs zeer,
maar niets is wat het leek.
In het begin had ik dat niet door,
nooit dacht ik: die heeft tegen mij een pik,
naar mij had je steeds minder gehoor,
je leek wel een valse tik.
Toen zag ik weer die ogen,
ik nam heel bewust een besluit,
je had me iets belogen,
en de liefde tussen jou en mij, gaat uit.
Ik zette je aan de kant,
je ma kreeg een brief van het ministerie,
tenslotte moest je uit het land,
voor mij bleef je altijd een mysterie.