De wilde
Toen ik jong was, was ik vaak een wilde
Een wilde die van alles wilde
Spelen,spelen
Om zich nooit te hoeven te vervelen
Hoog in de bergen, tijdens lange nachten
Samen met de dwergen die op mij wachten
Speelde ik in het wild
Ik was toch eenmaal een kind
Klauteren door de dalen, en over hoge bergen
Nee, ik kon niet verdwalen, en mij overal verbergen
Als je mij zocht was ik vaak niet te vinden
Slechts dook ik op voor mijn beminden
Een wilde die denkt niet na, die kijkt niet uit
Lalalalala, en ik
fluit
Niets dat mij kon overkomen
Het leven waas dromen
Maar nu ben ik toch al wel iets ouder, en ook
wijzer
Men kijkt over mijn schouder en ik wordt grijzer
Maar vanbinnen blijf ik toch die wilde
De wilde die alles wilde