Als ze de deur sluiten,
ben ik compleet afgezonderd.
Voor de rest van de buitenwereld.
Ja, zij, zij zette me op haar toneel.
In haar huis.
Ik was het evenbeeld van haar.
Het standbeeld van pracht.
Maar nu is die pracht
eenmaal voorbijgestreefd.
En ik? Ik sta hier.
Te roesten.
Zij hield van mij, zij pronkte met mij en
zij verloochende mij. Zij verraadde mij..
En nu sta ik weg te kwijnen van de pijn.
Want schoonheid vergaat en ik,
als evenbeeld van de nacht
wordt vergeten.
Mijn perfectie werd voorbijgestreefd
door haar jaloezie.
En ik,
ik sta hier, opgesloten.
Op haar toneel, in haar huis.
Verborgen, in haar kast.
Want zij moordde voor mij,
zij vernielde schoonheid.
Met als gevolg,
haar lelijkheid die
door mij wordt afgebeeld.
Als haar evenbeeld.
Haarzelf.
Zo,
zo lelijk ben ik nu.