Wie zal ooit luisteren
Ik roep
in verloren kreten van wanhoop
of van vreugde want wat ooit deugde
is nu verdwenen in de leegte
van de wrede armen van de overheid
Ik zwijg
over wat zij deden, toen het leven
op het randje balanceerde, van een
afgrond die dieper was dan de mooiste
mond lachen kon, en alleen nu
zwiert zij met benen die stijver zijn
dan de lijven van de overledenen.
Ik huil
stromen, over reeds doordrenkte lichamen
de laatste stoten in gekrenkte kinderzieltjes
schaden en schanden hebben geleerd; een stem
wordt niet verhoord, in gesmoorde kreten