Het is iemand anders die daar
staat, de das uit het lijf; je deed
alsof het je handelsmerk was, de
daad bij het woord – nooit verliezen
wat je nooit zou kunnen krijgen, je arm
en al de tekeningen daarop; het verbond
tussen ons, water dat nooit rivier vond en
maar bleef ruisen, waanzin in het
tot stilstand komen en je hunkering
naar rood; het werd beeld van wie
je zijn wou en dat is het nog steeds, jij
en al je woorden die nooit echt ter zake
doen, want het is jij die daar
staat, dat kind uit stoffen lappen
met een oog in het zeil; je handen
die alsof doen als ze liggen op je
buik, vork die zich langzaam naar je
mond beweegt, gluurt of niemand
kijkt naar al hetgeen daar uit je lichaam
kruipt – je weet dat je nooit anders
hebt gewild en zeker niet bent
geweest; je doorgedreven stukslaan
dat alles in twee heeft gedaan, het
roepen dat je nooit hebt willen
horen, zie ons hier staan, jij met je
armen in de lucht alsof je nooit
anders hebt gedaan en ik
niet wetend hoe het einde sneller
dan het begin kan gaan, ik had
je willen zien groeien, de kleur van je
lippen, nu ben ik het die stuk liever
ziet dan heel en kijk: hier val je
en je bloedt.