Een wereld vol leugens,
Waarin ik mij heb gevormd,
Verzinsels om mensen te bekoren,
En ik, mijzelf, vermomd.
Verdikt is de huid,
die na het vallen door de mand,
zich pijnigt en leert wennen,
Aan het koude van de brand,
Eens was mijn hart vol vuur,
Was elke dag een geschenk,
Nu ben ik onbereikbaar voor velen,
En ik daar mij voor verdenk,
Als het woord zijn kracht verliest,
is een zin een kaartenhuis vol vouwen,
Het staat,
Maar daarmee is ook alles gezegt,
Zeg anders eens niet teveel.