Advent
het laatste herfstblad dwarrelt nog rond
alsof het aarzelt onder te duiken
in de nevels van de winter
de dichter mediteert met de bomen mee
die nu kaal en ingetogen, bijna roerloos
aan de kant langs het fietspad staan
de grijze lucht vouwt sluiers rond hen
waardoor ze kleiner en brozer lijken
het water uit de vaart kent ademloos
zijn mijmeren, hij bemerkt de reiger en
neemt de afslag naar het eendenpad
een dromende zwijger in de mist
de eerste vorst legt een cellofaan
rond zijn gevoel, de verstilling werkt
als voedselbron waarmee hij
in het voorjaar een gedicht zal schrijven
Erna