Het was stil en rustig,
zoals de groene velden er daarbij lagen.
De wind rolde zachtjes over het landschap,
enkel het oneindig wiegend gras was het antwoord op zijn plagen.
Een lichte bries nam twee blaadjes van de grond,
voerde ze mee in een draaikolk om elkaar naar boven.
De dans van het bekoren, de dans van het beminnen,
elkaar licht aanrakend als beloning.
Zachtjes nam de wind in sterkte toe,
ze blies door velden, heuvels en dalen.
Het landschap werd onrustig,
de lucht met zwoelheid geladen.
Naarmate de hemel donkerder wordt,
de wind de vorm van storm bekomt.
Het gras nerveus in alle richtingen beweegt,
de omgeving zich in extase begeeft.
Een lichtflits wordt als een vlammend zwaard,
door de donkere wolken gedreven.
Door een onzichtbare hand de aarde,
naar de hemel wordt verheven.
Het spel tussen hemel en aarde,
de inferno van licht en geluid.
Het eeuwenoude gebeuren dat op de liefde,
van deze twee machten beduid.
Het gehuil van de storm, die nu ongeremd,
schreeuwend van geluk al het geluid overstemd.
Nog eenmaal in een ultieme slag,
het sidderen van de aarde onder deze oeroude kracht.
Gerommel dat wegsterft in de verte.
Groene natte velden bewegen,
onder de zachte aanraking van de gelukkige wind,
die deze aarde, zijn aarde, zo bemind.
"…de storm..."