Zee.
Bij de zilte zee vliegt mijn hart met de meeuwen mee.
Mijn vleugels scheren langs de rand van haar bestaan.
Haar stem, haar geur; ik ben een deur, zegt zij.
Zij roept en vlijt mij met haar spiegels,
maakt haar betovering tot schone kunst.
Niets kan haar dieptes peilen, geen licht
zal haar bodem beschijnen
om daar voor altijd te verdwijnen.
Ik kan haar niet bevatten, tóch verlokt zij mij,
om haar zacht aan te raken en als ik dat doe
wens ik mij geheel door haar omhuld.