Het sprookjesbos.
Het sprookjesbos was een attractie, dagelijks was er een spel met de leeuw en zijn welpen.
Tot op een dag in het naburige woud een wolf was verdwenen.
Toen werd het spookachtig, akelig en stil.
Zo nu en dan zag zij een konijn aangehuppeld komen dat snel weer verdween.
Het elfje wist geen raad: ze vroeg aan de leeuw: “ waar is iedereen, en waar zijn uw welpen?”.
Het elfje gilde door het bos: “waarom kunnen jullie niet praten, vertel toch wat er scheelt”.
Ze weende, verdrietig trok ze haar schuilplaats in. Wat had ze toch gedaan, iedereen verjaagt?
Was men boos omdat ze met de leeuw sprak? Wie zou het zeggen.
Niemand wou ze nog horen, noch zien. Zoveel vragen zonder antwoorden;
Het sprookjesbos was dood. Mocht de leeuw geen koning meer zijn? Moest zij verdwijnen?
Altijd maar gillen en de rust verstoren, het was toch niet voor haar wel voor hem. Zo bleef het
elfje maar piekeren. Ze was ten einde raad en trok naar het nabije woud. Daar leken alle dieren zo op elkaar, dat vond ze raar.
Ze was verbitterd. Ik moet verhuizen dacht ze, hier kan ik niet leven, ik ken wel alle dieren, wil ze eigenlijk ook niet kwijt.
Ze piekerde haar ziek.
Elke dag stond ze weer om een kijkje te nemen en de leeuw te zoeken, haar hartje deed zo zeer.
Tussen de bomen zag ze snippers papier, de leeuw is hier geweest, hij is mij niet vergeten
mompelde ze binnensmonds, terwijl ze de papiertjes las. Zo wist ze dat er een geweldig feest ging komen, ze wist nog meer maar hield haar stil.
Opgelucht, vraagt ze vergiffenis aan iedereen, om al die dwaasheid dat ze had geschreven.
Nog iedereen het allerbeste wensen, veel geluk, gezondheid, levensvreugde en vrede
en laat het sprookjesbos met elfen en dieren nog lang en gelukkig leven.
Geschreven zondagnacht.