Een traan rolt over mijn wangen, de ander die wacht.
De één is voor de ochtend, de ander voor de nacht.
De ochtendtraan vraagt, hoeveel kracht moet ik vandaag geven?
Die van de nacht vraagt, hoe zal ik morgen weer overleven?
Een traan rolt over mijn wangen, de ander die wacht.
De één is voor liefde, de ander voor haat.
De liefdestraan vraagt, wat houdt liefde eigenlijk in?
Die voor haat vraagt, wat heeft haat voor zin?
Een traan rolt over mijn wangen, de ander die wacht.
De één is voor vrede de ander voor oorlog.
De vredestraan vraagt, waarom kan ik alleen over vrede dromen?
Die voor oorlog vraagt, wanneer zal er een eind aan de oorlog komen?
Deze tranen rolden over de wangen van een kind.
Zo onschuldig en dat zich nu al in de oorlog bevind.
Dit zijn tranen die eigenlijk niet horen te vragen.
Ze zijn van een kind dat leeft zonder te klagen.
Deze vragende tranen mogen niet van kinderen zijn.
Een kind hoort niet te verdrinken in zijn eigen tranen van oorlogspijn!