Weer hoor ik ze.
"Ga weg! Ga weg,"
schreeuw ik.
Angst om ze
te moeten
gehoorzamen.
Ik kan me
niet verzetten.
Ze vullen m'n hoofd,
ik hoor ze praten,
gillen, schreeuwen.
Ik ben bang,
zo bang.
Mijn hoofd vervult
met stemmen
die ik niet ken.
Mijn hoofd slaat
tegen een muur aan.
m'n ogen vullen zich
met tranen en bloed.
Ik probeer ze
m'n hoofd uit te slaan,
ze willen niet weg.
"Ga weg! Ga weg!
Ik ben zo bang
voor jullie!
Ga weg!"
Angst overvalt me,
ik zie niets meer,
de waas voor m'n ogen
word donker en dikker.
Ik gooi mezelf
tegen de muur,
maar voel niets.
Ik hoor alleen maar
stemmen,
schreeuwen, praten,
krijsen, gillen.
Ik voel iets zachts
in m'n handen.
Ik scheur het kapot,
niets is meer zacht
niets meer fijn,
niets meer warm.
Ik val, op de harde grond,
het is koud,
ijzig koud.
De stemmen gaan door,
m'n handen, bevuild met bloed
maaien om me heen.
M'n hoofd sla ik
tegen alles aan
om die stemmen
maar weg te krijgen.
"Ga weg! Ga weg,
duivel, ga weg van mij!"
Opeens lijkt het
lichter te worden.
Ik zie de ravage
die ik heb veroorzaakt.
Het bed kapot gescheurd,
onder het bloed.
De grond bezaaid met bed-veren.
Alles is rood,
rood van het bloed.
Ik kijk naar m'n lichaam,
voel niets,
zie zoveel.
Zoveel littekens,
zoveel nieuwe wonden.
"Duivel, ga weg van mij!"