De muziek dreunt
door m'n oren.
Ik hoor niets meer.
Met m'n ogen dicht
zit ik in de trein.
Opeens -plof-.
Ik doe net of
ik niets merk,
heb geen zin
om 'wakker' te worden.
Stiekem doe ik
m'n ogen een stukje open,
en kijk naar degenen
die naast me zit.
Hij kijkt mij aan,
ik kijk hem aan,
-stiekem-.
De brede lach
op zijn gezicht,
herken ik ergens van.
"Hoi."
"Hai."
-stilte-
De lach word steeds breder,
in z'n ogen
schijnen kleine pretlichtjes.
Opeens weet ik het!
Ik heb gister een vuurtje van hem gehad!