En als ik het eens mooier maken kon
m'n hart
want vaak heerst er winter
zijn de ijspegeltjes niet vaak zoek
is het er toch wel heel erg koud
aan dat roosje
hangen scherpe doorntjes
als takjes vol toorntjes
die rode roos
daar van binnen in
daar kolkt het vaak
of de stormen
botsen tegen de rotsen
raken de anderen
en die zetten hun zeilen op scherp
om te verdwijnen
uit m'n boze hoek
dat rotsje daar waar ik me bevind
wordt te vaak geteisterd
door hevige winden
die me maar niet kunnen binden
aan het allerbeste in m'n hart
de roos wordt allengs een struik
waar het dor is te verblijven
en de bloemknoppen
verknakken
tot dorre
kansen
gestorven op de grond
waar ze nooit middel zagen
te bloeien in het rond