Tussen waak en droom
De regen tikt met rusteloze vingers op mijn ruit
roept me lokkend naar buiten - kom mee, kom hier!
Laten we dansen en springen door plassen
Juichen en zingen, krachtig en fier!
Nog half in slaap loop ik de deur uit
Ik wil niet gaan, maar mis de kracht
om me te verzetten tegen wanhopig verlangen
dat in de duisternis op me wacht
Opgeslokt in het donker
waar lichtbundels verdwalen
loop ik heel alleen
Door koude ramen voel ik ogen
van hen die mij niet vonden
in de nacht waar ik verdween