Haar passie was ballet, haar droom de dood.
Uren en uren dansen was het enige waar ze nog van genoot.
Dan liep ze over het water, dansend als het vuur,
maar haar hart zat gevangen, tussen een kristallen muur.
Ze leefde voor anderen, ze leefde voor iedereen,
maar haar hoop was volledig weg.
Met haar vreugde zo kil als een grafsteen,
en haar ogen donker en diep als een dode heg.
Met een hemel om haar heen,
een hel diep in haar hart.
Leek zelfs haar leven zwart,
en was ze beter af zonder een.
De hel dronk haar bloed
Het verdriet nam haar ziel
Binnenkort zou ze sterven
Dat wist ze wel
Ze kon het lezen in de sterren
Ze kon het dromen in haar slaap
De wind fluisterde het tegen de bomen, door aan het riet:
“binnenkort zou ze sterven, klokslag twaalf uur, van pijn en verdriet”
De zon ging onder
De tijd ging door en door
De dood kwam dichterbij
Maar ze vluchtte er niet voor
Ze liep door het bos
Naar een kleine open plek
Ze ging zitten op het mos
En luisterde naar een gesprek
Een gesprek van de wind
Een gesprek van de bomen
Ze fluisterden over haar lot
Over wat er ’s avonds zou komen
Toen boog ze zich voorover
Haar kristallen hart huilde bloed
twaalf uur was gekomen
Ze stierf in het bijzijn van de bomen, de wind zag het goed