De wind waait
door de bomen
in mijn dromen
glinsterend als helder kristal
schijnt het meer
waar ik in val
en vechtend tegen het water
verdrink ik zachtjes hard
en ik voel mijn smart
liggend op de bodem
als een omgevallen totem
rijs ik weer, als zeemeermin
naar het land
dat door mijn hand
naar gevoel geschapen is
en daar, in de duisternis
hoor ik het gesis
van lava en stoom
en voor het laatste uur
geslagen is
spring ik mijn einde tegemoet
in het vuur
Alleen in mijn dromen