Ze wordt wakker in de stilte van de ochtend
met de koude dauwdruppels nog op de bladeren
en de koude tranen, verdroogd in haar gelaat
Toch is de hoop er, en het verlangen
om de tranen achter zich te laten
Toch is de kriebel er, en de zekerheid
dat de zon nog schijnen kan
De pijn is nog hardnekkig
als scherpe zwaarden, stekend
als glasscherven, snijdend
in het gekwetste hart
bloedend.
Maar zij zal wederkeren
met een lach om haar mond
die weerspiegelt in haar hart
dat weer vuur zal vatten, zodat smelt
dat weer heel zal zijn, zodat stopt
waardoor ook het hart niet langer
bloedt.