Voor mijn teddybeer:
De regen druipt naar beneden,
Je moet je elke keer gaan verkleden.
Jij bent echt zo lief en zacht,
Zeker met jou schattige, pluizige vacht.
Binnen is het saai maar zacht bij jou,
Soms krijg ik weer dan een bui van een vrouw.
Maar jij troost me, en knuffelt mij,
En dan doe ik weer vrolijk en blij.
Jij bent de enige die s’ nachts in mijn bedje mag slapen,
Jij bent zo lief en je verklapt geen geheim, ik wou dat ik jou kon na-apen.
Maar lieverd ik moet je wel op een dag verlaten,
En dat we dan niet meer zijn dan gewone maten.
Ik ga dan veder met een echte man,
Die zo sterk is en alles kan.